Marijn Verbaant - Grombaard
Deel dit bericht:


Na de beschrijving van mij loopbaan als onderofficier en pantserinfanterist heb ik beloofd op regelmatige basis een blog te schrijven. Voor mij staan daarbij twee zaken bovenaan; het moet raken aan het veteranendomein en zo mogelijk aansluiten aan actualiteit. Ik start daarom met mijn gevoel bij de term Veteraan, en aansluitend zoom ik in op de penibele situatie die momenteel in Afghanistan aan het ontstaan is.
Veteraan:
Eerste gebruik: 1823
Betekenis: een oud soldaat, een bejaard en uitgediend krijgsman, grombaard.
Nu ben ik van mening dat we van onze geschiedenis moeten leren, maar blijkbaar moeten we niet alles al te letterlijk nemen. Tijdens mijn loopbaan ben ik op verschillende momenten met veteranen in aanraking gekomen; bij het Regiment van Heuts met Korea-Veteranen en bij het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene met Engelandvaarders. Mensen die zonder uitzondering allemaal al een respectabele leeftijd bereikt hadden. Zoals de betekenis zegt: oude, uitgediende soldaten.
Zelf ging ik in die tijd op uitzending, eerst naar Libanon, daarna Bosnië. Voor mijn gevoel absoluut niet vergelijkbaar met Korea of de invasie van Europa. Ik voelde me dan ook geen veteraan, en in die tijd werd daar ook niet zo over gepraat. Erkenning, waardering en zorg voor ‘jonge’ veteranen stond nog in de kinderschoenen.
Ergens rond 2000 kreeg ik toch ook last van het veteranenvirus, al vond ik de vergelijking nog ver weg. Ook wilde ik me niet associëren met veteranen in een grijze broek en blauwe blazer. Wel had ik een goed gevoel bij gelijkgestemden die dezelfde of vergelijkbare ervaringen onder moeilijke omstandigheden hadden meegemaakt. Inmiddels was middels de Veteranenwet duidelijk wie het predicaat veteraan verdienden.
Zij die het Koninkrijk der Nederlanden hebben gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel deelgenomen aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Jonge mannen en vrouwen, vaak net 19. Net als de Engelandvaarders en OVW-ers in hun dagen. Ook zij voelden zich geen oude grombaard. Toen, maar ook nu. Dus ook na een missie in Mali, Iraq, Afghanistan en Bosnië. Voor mijn gevoel zonder grijze broek en blauwe blazer maar in spijkerbroek en een shirt van het eigen onderdeel (je zult begrijpen dat ik het veteranentenue dan ook een lastig item vind).
Erkenning, waardering en zorg voor veteranen is de laatste jaren steeds beter geregeld, sterker nog, volgens mij is het in Nederland zeker voor veteranen die zorg behoeven goed geregeld, mits je de juiste ingang weet te vinden. We moeten echter niet vergeten dat
ongeveer 90% van de veteranen geen zorgvraag hebben, maar wel hunkeren naar erkenning en waardering. Behoefte hebben aan gelijkgestemden en de maten van toen. Probleem dat zich voordoet is dat deze groep zich blijkbaar nog moeilijk kan vinden in de term ‘veteraan’.
Maar, er is geen andere term, dus moeten we het er mee doen. Veteraan is niet hetzelfde als oudgediende, dat lijkt meer op 1823, grombaard. Veteraan is wel dienen onder moeilijke omstandigheden. Dat maakt het verschil met een relatief veilige burgerbaan dicht bij huis.
Bij het aansluiten aan de actualiteit ontkom je momenteel niet aan de situatie in Afghanistan. Op zo’n beetje alle social-media fora kun je wel de meningen van mensen lezen. Zowel van ervaringsdeskundigen (vaak veteranen), mensen die internationale betrekkingen en conflicten bestudeerd hebben, journalisten die zich gespecialiseerd hebben op ontwikkelingen in het verre oosten. Maar ook mensen die het vooral van horen zeggen hebben en zij die met name ongenuanceerd hun eigen mening proberen op te dringen. Je merkt al, met die laatste categorieën heb ik niet zo veel op. Vrij snel komt ook al de vraag of ‘het’ niet allemaal voor niets is geweest, soms zelfs zonder te specifiëren wat men dan met ‘het’ bedoeld. Ik wil niet in dezelfde valkuil trappen als die mensen die op behoorlijk wat tenen zijn gaan staan de afgelopen periode, maar toch wil ik ook wel aangeven wat mijn gevoel in deze is.
Voor alle duidelijkheid: MIJN gevoel, dus ik spreek vooral uit mijn eigen ervaring(en) en probeer daarbij de link te trekken naar de geschiedenis.
Immers, van onze geschiedenis kunnen, en moeten we vooral leren.
In mijn eerste uitzending ben ik ruim 7 maanden in Zuid-Libanon geweest. Overigens zat ik daar in de tijd dat Israël voor de tweede maal Libanon was binnengevallen.
Op dit moment is de internationale gemeenschap (in dit geval de Verenigde Naties) nog steeds aanwezig, al zijn de taken behoorlijk gewijzigd ten opzichte van de tijd van de Nederlandse aanwezigheid in Unifil (1979 – 1985). Voor alle duidelijkheid; Unifil is inmiddels dus 42 jaar actief aanwezig!
Als me iets is bij gebleven is dat wel het enorm grote cultuurverschil vergeleken met onze Nederlandse normen en waarden. Van simpele dingen als afdingen in een winkel, tot de waarde van een mensenleven. Deze cultuur vond ik overigens niet alleen in het inzetgebied, maar ook Israël en Egypte waar ik in die periode ook ben geweest. De manier waarop daar gereageerd werd op bijvoorbeeld raketaanvallen vanuit Libanon zien we momenteel nog steeds terug in de Gaza strook. Maar ook Zuid-Libanon zelf is nog steeds geen echt vakantiegebied te noemen.
Ook dit jaar zijn er nog weer raketaanvallen van Hezbollah geweest, met aansluitend reacties van Israël. Ik hoor weinig mensen die zich afvragen of deze aanwezigheid zin heeft en heeft gehad. Terwijl de situatie wel verbeterd is, maar blijkbaar nog steeds zo broos dat een vredesmacht op zijn plek houden noodzakelijk is.
In totaal ben ik 3 keer uitgezonden geweest naar voormalig Joegoslavië; 1 keer in de Republika Serbska, 1x midden in de Zone of Separation en 1x in Bosnië Herzegovina. Na de inzet van blauw optreden (UNPROFOR) en groen optreden (IFOR, SFOR, KFOR) heeft momenteel de operatie ALTHEA van EUFOR de bijdrage aan een ‘safe and secure environment’.
Aangezien mijn uitzendingen zich in een snel tempo achtereen opvolgden kon ik plaatselijk goed zien wat de vooruitgang was. In mijn beleving werden de plaatselijke omstandigheden in ‘no-time’ verbeterd. Goed te zien was dat bijvoorbeeld in Vitez, waar in 1997 nog geen bedrijf actief was, in 1998 er reeds diverse zaken goed liepen (oa FIS) en in 2002 het vergeven was van led en neon reclame verlichting. Maar ook zagen we dat zorgvuldig uitgevoerd projecten door de wisselingen totaal afgebroken werden.
Ik zie nog het naaiatelier in de Bilavallei dat tijdens SFOR 5 werd opgestart, compleet met infrastructuur, apparatuur, werkplekken, etc. Toen ik met SFOR13 terugkwam was het heel naaiatelier weg, en niemand wist waar alles gebleven was …! De vredesmacht werd
uiteindelijk afgebouwd en door middel van Liaision and Observation Teams, de zogenaamde LOT huizen, bewaakt men de ‘safe and secure environment’. Toch zijn de spanningen in dit deel van Europa ook niet uit de lucht; De meerderheid is vooral erg cynisch en gelooft nauwelijks in een betere toekomst.
Een kleine minderheid echter blijft bijzonder strijdvaardig en wordt bespeeld door nationalistische politici. En zo begon het ook een kleine dertig jaar geleden. Ik lees eigenlijk geen berichten op social media dat we terug zouden moeten omdat we een morele verplichting hebben.
Twee verschillende gebieden, twee verschillende conflicten.
Nederlandse militairen hebben dit allemaal van dichtbij meegemaakt, zij werden daar veteraan. Vergelijkingen maken is
nooit echt een goed ding. De omstandigheden zijn telkens anders. Wel goed om te beseffen dat bijna altijd het een kwestie van tijd is. Keulen en Aken zijn ook niet op 1 dag gebouwd. En de meest gehoorde uitspraak in bijna alle uitzendgebieden: jullie hebben de klok, wij hebben de tijd.
Zo ook met de huidige situatie in Afghanistan. Terwijl ik dit schrijf heeft de Taliban na de provinciehoofdsteden ook Kabul ingenomen en inmiddels de macht overgenomen.
Social media staan vol met meningen over wat er allemaal had moeten gebeuren, wat er allemaal beter had gemoeten. En de vraag of het allemaal voor niet is geweest is inmiddels ook al 1000 keer gesteld. Belangrijker is echter misschien wel wat we er van geleerd hebben, of nog kunnen leren. Als eerste komt in mij op dat we vooraf gewoon duidelijker moeten zijn; de discussie of de uitzending van een infanteriebataljon naar Uruzgan een opbouw- of vechtmissie is had natuurlijk altijd voorkomen moeten worden. Overigens was dat volgens mij voor de meeste militairen in dat bataljon nooit een vraag, die waren getraind om dat te doen wat er in ‘the green’ noodzakelijk is.
Nu de situatie in heel Afghanistan uit de hand loopt (naar onze westerse normen gemeten dan wel) hoor ik diverse mensen beweren dat ‘belofte schuld maakt’… maar dan moet je wel eerst iets beloven! Hebben wij de kapper op Kamp Holland ooit beloofd dat we hem met zijn gezin naar Nederland zouden halen, ook al zou het 11 jaar duren voordat de situatie dusdanig verslechterde? Vreemd is natuurlijk ook wel dat ik slechts een zeer beperkt aantal mensen al heel lang het heb horen opnemen voor bijvoorbeeld de tolken die voor ons werkten. Nu het al helemaal niet meer mogelijk is om die tolken überhaupt nog te kunnen ophalen hoor ik diverse ‘kenners’ moord en brand schreeuwen. Terwijl de demissionair minister van Defensie al in mei riep dat ze er ‘van alles aan ging doen’ werden de vullers van social media pas een paar weken geleden wakker.
Overigens ben ik ook van mening dat als we dan zeggen dat we, op basis van ‘belofte maakt schuld’, mensen naar Nederland gaan halen we dat wel sneller en handiger hadden kunnen doen.
Iets van een goed plan maken vooraf! Daar zijn wij als militairen overigens meestal erg goed in, daar kan de politiek van ons leren.
Diverse veteranen zullen verschillende gevoelens hebben bij de ontwikkelingen in Afghanistan nu. En dat betreft niet alleen veteranen van missies in dat land. Ook als je je heel ergens anders hebt ingezet voor het Koninkrijk der Nederlanden onder oorlogsomstandigheden of tijdens een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde kun je het gevoel hebben dat deze ontwikkelingen je pijn doen.
Dat lijkt me vrij logisch, aangezien wij als veteranen allemaal een band met elkaar hebben.
Hoe groter de ellende waarin we ons hebben bevonden, hoe hechter de band, zeker met je eigen maten, maar ook met gelijkgestemden. Daarom is het goed om te beseffen dat we er voor elkaar zijn, altijd! (niet voor niets is dit ook het motto van mijn Regiment!)